dinsdag 11 september 2012

De partijvoorbereiding

De partijvoorbereiding is de tijd die je voor een nog te spelen partij spendeert aan specifieke voorbereiding.  De bedoeling hiervan is om zo goed mogelijk geïnformeerd te zijn en tevens een voordeel te verkrijgen t.o.v. de toekomstige tegenstander. 

Nuttige informatie buiten concrete openingsvarianten kan zijn:
- leeftijd
- elo
- type speler (positioneel, tactisch, eindspelfanaat, remiseschuiver, powerplay, offbeatsystemen, ...)
- vorm (laatste resultaten,  graad van activiteit,...)
Die informatie vind je door o.a. zijn naam te googlen op het internet, partijen na te spelen, bevriende schakers te bevragen,...

Het verzamelen van die informatie is noodzakelijk om enige diepte in de voorbereiding te verkrijgen. De hoeveelheid aan informatie die men kan verzamelen hangt af van diverse factoren:
- tijd beschikbaar voor de partij
- informatie die beschikbaar is over de tegenstander
- hoeveelheid tijd/ middelen en energie men zelf wenst te investeren

Als voldoende tijd aanwezig is voor een partijvoorbereiding dan zal je zien dat de meeste spelers vanaf 2200 elo enig werk verrichten. Onder de 2200 elogrens is informatie vaak schaars en bovendien spelen schaakopeningen er nauwelijks een serieuze rol wat ik eerder al heb vermeld in mijn artikel schaakopeningen studeren.

Dankzij de gevonden informatie kan je zelf een strategie bepalen hoe je de partij wilt spelen. Hierbij mag je niet vergeten dat de tegenstander vaak hetzelfde over jezelf zal trachten te doen. Bij het studeren van de opening zal ik daarom altijd eerst eens kijken welke partijen in de Megadatabase over mijzelf staan met het systeem dat ik wil spelen.

Het meeste werk in de partijvoorbereiding kruipt uiteraard in het memoriseren van de vele concrete varianten + plannen. Sommigen trachten dit kort te sluiten door systemen te kiezen waar meer op begrip kan worden gespeeld. Echter als fan van powerplay ben ik uiteraard niet tevreden met slechts een speelbare stelling. Om het maximum uit de opening te halen, is het vaak uren pluggen. Pluggen is zeer intens werken op de computer waarbij talloze partijen (zowel bord als correspondentie) in een opening (snel) worden bekeken terwijl tezelfdertijd een sterk schaakprogramma meerekent en verbeteringen aangeeft. Zelf tracht ik dit werk steeds te bewaren in een persoonlijk (online) openingsboek zodat ik het voor een latere partij kan hergebruiken.

Mijn repertoire is vandaag erg eng dus met zeer weinig variatie wat bij Mathias De Wachter eens de reactie uitlokte, na een relatief gemakkelijk overwinning op mij, dat ik als Belgische + 2300 veruit het gemakkelijkst op voor te bereiden was. Desalniettemin geloof ik dat mijn wijze van spelen niet geheel dom is want ik kan op mijn hand tellen, hoeveel keren mijn tegenstander effectief een gat in mijn repertoire heeft geschoten dankzij een specifieke partijvoorbereiding. Na elke gespeelde partij onderzoek ik of er iets hersteld of aangepast moet worden wat door de jaren heen geleid heeft (in bepaalde openingen) tot een zekere expertise. Omdat pluggen, een zeer tijdverslindende bezigheid is en winnen van een amateur meestal financieel weinig of niets opbrengt, zie ik dan ook steeds vaker dat mijn tegenstanders kiezen voor systemen waarbij theorie niet of minder belangrijk is.

Desondanks zal ik niet ontkennen dat er op de hogere niveaus (professioneel) meer en meer aandacht wordt geschonken aan variatie in de openingskeuze. Er wordt ingezien dat het onpraktisch is om steeds te streven naar de meest kritieke stellingen daar het onmogelijk is om van het hele repertoire correspondentieanalyses te maken. In tegenstelling met de amateur, zal de prof wel de tijd uittrekken om te pluggen en een vervelende variant voor te bereiden (daarom nog niet een weerlegging maar voldoende om heel wat tijdswinst en eventueel een klein langdurig voordeeltje) want het maakt voor hem financieel wel een verschil. Met variatie vermijd je te specifieke voorbereidingen. Hierbij kan het interessant zijn om een systeem te kiezen waarvan weinig of geen partijen van je tegenstander in de Megadatabase vermeld staan en hij/zij dus weinig ervaring mee heeft. De meeste grootmeesters beschikken vandaag daarom op de openingszetten over 2 grote systemen en enkele kleinere systeempjes die weinig onderhoud nodig hebben .

In de recente wereldkampioenschappen wordt een extreem niveau van voorbereiden toegepast door het aanleren van een compleet nieuw repertoire waarop de tegenstander onmogelijk op voorhand een uitgebreide analyse kan maken. Schaken is te complex en bestaat uit teveel openingen om alles in het kleinste detail te analyseren zelfs al werk je maanden met een heel team. Tijdens de match is er weinig tijd en is het dus erg moeilijk om met nieuwe analyses, de nieuwe verrassende opening te neutraliseren. Tevens wordt niet vergeten dat de tegenstander veelal eenzelfde voorbereidingsmethode hanteert en dus ook zal trachten te verrassen met een nieuw nog nooit eerder gespeeld repertoire. Gezien de beperkte tijd en middelen is het dus zeer belangrijk om op alle grote openingssystemen kleinere relatief onbekende ontwijkende varianten voor te bereiden. Dit laat toe om de essentie van de (onbekende en uitgebreide) analyses gemaakt door de tegenstander te ontwijken (en dus de vele valkuilen) en tevens wordt hiermee tijd gekocht om nieuwe analyses te maken met het team tussen het spelen van de partijen. Wanneer beide spelers  technisch aan elkaar gewaagd zijn, lijkt zo'n match meer op het spelletje zeeslag waar de spelers om beurt proberen te gissen waar de zwak geanalyseerde openeningsvarianten zijn van de tegenstander. De huidige wereldkampioen Anand bevestigde dit in een recent interview op chessbase. Ik vind het persoonlijk spijtig dat geluk tegenwoordig zo'n belangrijke rol speelt in wereldkampioenschappen. Ik zou liever langere (onbeperkte zoals bv. Fischer voorstelde) matchen zien waar geluk veel minder of geen rol van betekenis speelt. Echter commercieel blijkt dit model vandaag moeilijk of niet meer haalbaar.

Ik keer terug naar de gewone stervelingen en dus de partijvoorbereiding uit mijn eigen praktijk. In het voorbije Open van Gent trachtte ik mij zoals gewoonlijk voor elke partij optimaal voor te bereiden maar slechts 1 keer slaagde ik er effectief ook in om te raden wat er op het bord zou komen. Dit is weinig maar niet helemaal abnormaal want in 6 van de 9 partijen hadden mijn tegenstanders ratings lager dan 2200 waardoor weinig of geen materiaal beschikbaar was. In de 2 andere partijen had ik ofwel onvoldoende tijd/middelen beschikbaar ofwel verraste mijn tegenstander met een voor hem nieuwe openingskeuze.

De enige partij waarin het wel lukte was mijn partij tegen Meijers Viesturs (Letse grootmeester) waar ik 's ochtends ruim de tijd kreeg om thuis iets voor te bereiden. Ik zou spelen met zwart. Er stonden honderden partijen met wit vermeld in de Megadatabase dus goed filteren was noodzakelijk. Een programma van Chessbase is hierbij onontbeerlijk. Wit speelt zowel 1.e4, 1.d4, 1.c4 als 1.Pf3.  Op 1.e4 zou naar alle waarschijnlijk de Spaanse afruilvariant op het bord komen maar daar ik het systeempje van Gligoric gebruik, achtte ik de kans bijzonder klein dat wit deze openingszet zou kiezen. Wit had nog geen enkele partij in de Megadatabase tegen dit systeempje en had dus naar alle waarschijnlijkheid weinig of geen ervaring ermee. Met 1.d4 f5 vond ik slechts 1 partijtje in de database. Specifieke voorbereiding was dus onmogelijk op 1.d4 maar ik achtte de kans ook hier klein dat hij ervoor zou kiezen want hij speelt zelf al en toe met zwart Hollands en wellicht houdt hij er niet van om tegen zijn eigen systeempjes te spelen. 1.Pf3 had hij in 2012 vrij regelmatig gebruikt met een steeds wederkerend dubbelfianchettosysteem op ongeveer om het even wat zwart van opstelling koos. Een recent voorbeeldje kan je hieronder vinden.
Met 1.c4 stuurt hij aan op dezelfde type stellingen. De variatie tussen 1.Pf3/ 1.c4 past hij toe afhankelijk van het zwartrepertoire van de tegenstander om bepaalde lastige varianten te elimineren. In mijn geval maakte het geen verschil uit want op beide openingszetten, zou hetzelfde type middenspel op het bord komen. Ik bereidde mij voor aan de hand van mijn partij uit 2001 tegen Marcus waarbij ik vooral aandacht schonk aan het niet gespeelde 8.d4 wat ik plausibelere vond dan de partijvoortzetting. Zie partij hieronder met de oude (deels gedateerde) analyses.
's Middags liep de partij volgens de voorbereiding en het was de grootmeester die uiteindelijk als eerste in de denktank ging na mijn 9de zet. Voor het verdere verloop van de partij verwijs ik hieronder naar de notatie en analyses.
Op het eerste zicht boekte ik dus een klein succesje met mijn partijvoorbereiding door een gelijke stelling uit de opening te behalen tegen een grootmeester en dat terwijl ik met het zwarte kleur speelde. Echter als we dichterbij kijken dan ben ik minder optimistisch. De stelling mag dan wel objectief gelijk zijn, comfortabel is ze niet want je moet nauwkeurig spelen om de balans in evenwicht te houden wat zonder ervaring erg moeilijk is en in de partij niet lukt. Bovendien mag ik van geluk spreken dat wit het gat in mijn oppervlakkige analyses niet heeft gevonden in de partij want 10.Dd3 kan zeker verbeterd worden.

Een partijvoorbereiding garandeert uiterst zelden een overwinning (tenminste op mijn niveau). Desalniettemin vind ik het steeds nuttig om de voorbereiding te maken omdat ze ofwel de tegenstander verplicht uit zijn comfortzone te gaan (door nieuwe systemen te spelen) ofwel normaal een extra voordeeltje creëert. Tenslotte kan een voorbereiding vaak later nog herbruikt worden en is het dus zelden of nimmer een verloren werk.

Brabo

21 opmerkingen:

  1. Er werd mij gevraagd waarom leeftijd nuttige informatie kan zijn bij de partijvoorbereiding.

    Leeftijd kan een rol spelen om strategische keuzes te maken. Als je een onbekende naam ziet als tegenstander in de paringen, raad ik aan om toch even zijn leeftijd op te zoeken.
    - Jonge spelers gaan weinig of niets kennen van varianten die populair waren in de jaren 70/ 80. Een voorbeeldje van een oude vergeten variant is http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/08/gligorics-systeempje-tegen-de-spaanse.html.
    - Oudere spelers (+50) houden zich meestal niet meer bezig met de laatste theoretische ontwikkelingen in de theorie. Dit werd bv. aangetoond door Marcel Van Hercks reactie op http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/03/robert-schuermans-en-het.html
    - Jonge spelers hebben veelal minder maturiteit in het eindspel zodat het een verstandige keuze kan zijn om een opening te kiezen die snel naar een eindspel overgaat. Een voorbeeldje is mijn partij tegen Ismail Tamer (11 jaar) waar ik een openingskeuze gemaakt heb op basis van zijn leeftijd: http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/03/wit-kiest-al-in-de-opening-een.html
    - Oudere spelers spelen dan liever op hun algemene schaakkennis en minder op het concreet rekenen van varianten. Hier kan je dan beter kiezen voor een scherpere variant.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Op enkele uitzonderingen na zoals de Grunfeld is het zwart die de stelling min of meer bepaald.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Mijn voorbereidingen met het witte kleur duren meestal veel langer dan met het zwarte kleur. Het is 1 van de hoofdredenen waarom ik het niet zo erg vind om eens een keertje extra zwart te hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. indrukwekkend en als je daar je plezier uit haalt dan is het je gegund.

    bizar dat je, wat je partij tegen Meijers betreft, bij de opening blijft hangen.
    uiteindelijk tikt hij je in het middenspel gewoon weg.

    Maar ik zou de huisvlijt van je collega 2200 à 2400 spelers toch niet overschatten. ik kan er zo x aantal opsommen die niets tot weinig voorbereiden al was het maar omdat ze niet kunnen inschatten tegen wie ze moeten.

    MAtch off the day, pintje, 8u slaap en een stevig ontbijt zal bij velen van hen de basisvoorbereiding voor de IC zijn denk ik.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Meijers heeft met het dubbelfiancetto-systeem al de laatste jaren tientallen officiële partijen gespeeld terwijl voor mij was het al 10 jaar geleden dat ik het nog op het bord had gehad. De variant die ik koos, speelt voor wit een stuk gemakkelijker met het ruimtevoordeel en ik moet toegeven dat ik dit aspect in mijn voorbereiding onderschat had omdat Houdini steeds gelijk spel opgaf (soms ten onrechte).

    Ik vind dat ik trouwens met een half uur op de klok resterend na zet 24 goed stand heb gehouden en met een tikkeltje geluk remise had kunnen behalen.

    De huisvlijt van de 2200 a 2400 is erg verschillend van persoon tot persoon. Ik zeg enkel in mijn artikel dat de meesten wel enig werk doen.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. In je artikel wek je de indruk dat het gros vd betere amateurs hun voorbereiding zo ver doordrijven.
    je weet toch ook dat jij 1 vd meest extreme mensen bent op dit vlak.
    enig werk en eventjes iets bezien is iets anders dan jouw doorgedreven voorbereiding.
    ik ken maar 1 iemand die zich voor een icpartij op 5 tot 6 man durft voorbereiden of die zelfs voor het ck zich voorbereidt tegen spelers met 400 elo minder.
    zo zijn er echt geen 5 in Belgie en bij uitbreiding het Nederlandse taalgebied

    en die partij. ik heb ook veel tegenstanders (100 elo minder) die na de partij vaak afkomen met "dan, indien, geluk, je hebt het punt gestolen,..." uiteindelijk verliezen ze gewoon

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Het artikeltje heb ik geschreven om trachten uit te leggen wat allemaal een partijvoorbereiding kan omhelzen. Het was niet mijn bedoeling om een algemene partijvoorbereiding uit te leggen van de betere amateur dus ik heb zeker niet met opzet de lezer op het verkeerde been gezet.

    Ik weet dat er weinig amateurs zo'n doorgedreven voorbereiding maken. Echter er zijn ook heel wat betere amateurs die zogezegd niets voorbereiden maar in een partij wel de laatste aanbevelingen van Avrukh, Houdini of anderen toevallig allemaal op het bord kunnen toveren. Het doet mij herinneren aan school waar ook enkele klasgenoten prat op gingen niet of nauwelijks gestudeerd te hebben maar achteraf toch maar (zeer) goede punten behaalden.

    In het clubkampioenschap van Deurne bereiden zich heel wat spelers voor op mij. Ik stond zo 2 jaar geleden glad verloren na zet 15 tegen een 1600 speler (dus meer dan 700 punten minder !!). Als ik in een zeldzaam geval wat bruikbaar materiaal kan vinden van mijn lager gekwoteerde tegenstanders dan vind ik het normaal dat ik hun niet zal sparen in de voorbereiding want dat doen ze zeker niet met mij.

    Ondanks dat ik als amateur slechts 12 officiële partijen heb gespeeld in tegenstelling met mijn tegenstander die vorig jaar als prof nog 189 officiële partijen heeft gespeeld, had ik met zwart tot op zet 48 nog remise in handen en dat voor mij met een openingsvariant waar ik geen/nauwelijks praktijkervaring mee had. Persoonlijk vind ik dus dat ik er niet afgetikt ben maar het is uiteraard je volste recht om het hier oneens te zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Als je na de opening verloren staat heeft de tegenstander zich voorbereidt (dat suggereer je heel sterk)? is dat niet een heel klein beetje een dogmatische of iets te bekrompen instelling?

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Ik verklaar mij nog even nader betreffende de partij in het clubkampioenschap van Deurne waar ik verloren stond na de opening. Achteraf vroeg ik mijn tegenstander (1620 elo) hoe hij dat systeempje had gekozen want normaal speelt hij iets totaal anders. Hij vertelde mij dat hij partijen van mij had nagespeeld in de database, hierop een keuze gemaakt had voor een lastig systeempje en vervolgens een aantal grootmeesterpartijen had bekeken. Hierdoor wist hij gemakkelijk waar de stukken precies moesten staan in de opening. De speler is nog steeds lid van de club dus je mag mijn verhaal gerust checken als je het ongeloofwaardig vindt. Trouwens past goed bij het artikel : http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/03/de-favoriet-heeft-honderden-punten-meer.html

    BeantwoordenVerwijderen
  10. je geeft zelf aan dat je een eng repertoire hebt, dan behoeft het niet heel veel tijd om de vorige partij te bekijken en een variantje te kiezen.
    dat duurt geen kwartier.


    jouw semiprofessionele voorbereiding gaat verder dan vorige partij bekijken, tijdens familie een paar gm partijtjes overlopen en systeempje kiezen. Het risico dat het systeempje zo lek als een zeef hoort er gewoon bij want jouw tegenstander zal dat systeem niet door verschillende engines hebben gecheckt, gedubbelchecked en engine testpartijen hebben laten spelen of het systeempje in correspondentiepartijen aan een studie onderworpen hebben.

    Opletten voor discussie- en begripsvervuiling.
    snel snel iets kiezen is GEEN partijvoorbereiding (in de context van dit stuk). De 2 mag je niet op 1 hoop gooien

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Voorbereiden tegen iemand met een eng repertoire is niet perse eenvoudiger dan iemand met een breed repertoire. De persoon zal veelal heel stevige systemen spelen (anders zal hij er te vaak mee verliezen) en bovendien zal hij/zij die systemen meestal vrij goed kennen (zowel opening maar ook de middenspelen die eruit vloeien).

    Ik herhaal nogmaals mijn commentaar van enkele posts eerder. Let hierbij vooral op het woordje "kan" want dit betekent dat een partijvoorbereiding helemaal niet er zo uitziet voor de gewone doorsneeschaker zoals sommige lezers verkeerd interpreteren uit mijn artikeltje. "Het artikeltje heb ik geschreven om trachten uit te leggen wat allemaal een partijvoorbereiding kan omhelzen."

    Bovendien heb ik in mijn eerste alinea het volgende geschreven: "De partijvoorbereiding is de tijd die je voor een nog te spelen partij spendeert aan specifieke voorbereiding." M.a.w. dit zal voor de ene speler niet meer dan een paar minuten zijn en voor een andere ettelijke uren. Het begrip 'partijvoorbereiding' is m.i. zeer rekbaar. Wellicht ga je met deze context niet akkoord maar als auteur van dit stukje, meen ik de vrijheid te hebben om die interpretatie te kiezen.

    Tenslotte vanaf welke tijdsspanne spreek jij dan van een partijvoorbereiding? 5,10,15,30,60 minuten of nog meer? Waarom leg je daar precies de grens en niet eerder of later?

    BeantwoordenVerwijderen
  12. Interessante discussie. Ik zelf heb nog geen 2200, zo'n 2100. Ik bereid me niet zoveel meer voor op de spelers. Vroeger deed ik dit meer omdat in jeugdtornooien, meer partijen beschikbaar waren van de tegenstander en grote openingslekken gemakkelijk te vinden waren. Een openingslek vinden is vanaf een bepaald niveau een grote uitdaging, zeker als de tegenstander meer heeft dan 2200. Ik vind het daarom interessanter om een stellingen voor te bereiden die ik graag speel en openingen te leren of zetomwisselingen die er voor zorgen dat ik in varianten die ik ken en graag speel.

    Voorbeeld heel leuk vond ik mijn voorbereiding tegen Jan Rooze op het BK12. 1d4 Pf6 2.Pd2?! , deze zet heb ik met fritz geanalyseerd. Doel van deze zet, was om verschillende varianten te doen ontstaan die ik persoonlijk graag speel. 2. .. e6 3 e4 frans met Pd2, of 2.. d5 3. g3 catalaans, en dan nog enkele onorthodoxe stellingen die eruit voorkomen.

    Ik vind dat het voorbereiden op één of meerdere specifieke varianten, zorgt dat de kans klein is dat je dit zal tegenkomen in de partij. Daarom is het beter om regelmatig een openingsboek open te slaan en voorbereiding tegen een specifieke tegenstander lichtjes te verwaarlozen. Al ben ik er wel volledig met eens, dat leeftijd, club (soms heeft een club/familie een huisstijl qua openingen, al is dit bij +2200 verwaarloosbaar) interresant zijn om te weten. Ook altijd interresant vind ik de competitie-(in)activiteit (aantal wedstrijden per jaar), ratingprogress en het aantal remises tegen gelijkwaardige of lagergeklasseerde spelers. Sommige spelers spelen veel meer remises dan anderen, waardoor je kan inschatten of iemand een remise zal aanvaarden tijdens een partij of niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Met een openingslek, veronderstel ik dat je bedoelt dat iemand geregeld dezelfde slechte variant speelt.
    Het klopt dat met de sterkte van de tegenwoordige schaakprogramma's, het helemaal niet meer gemakkelijk is om openingslekken in een repertoire van een + 2200 te detecteren. Om zelf een nieuwtje in detail uit te werken, heb je al snel verscheidene dagen nodig wat het in 99% van de partijvoorbereidingen onuitvoerbaar maakt. Er bestaan wel een aantal hulpmiddeltjes die de kansen verhogen om snel een openingslek te kunnen detecteren:
    1) Je downloadt geregeld de laatste TWIC: http://theweekinchess.com/twic en doe een search of een bepaalde kritieke stelling onlangs is gespeeld door een + 2600 speler, liefst met het kleur waarmee je zelf wilt spelen
    2) Je download geregeld de laatste ICCF partijen: http://www2.iccf.com/content/index.php?option=com_wrapper&Itemid=81 en doe een search of een bepaalde kritieke stelling in de laatste paar jaren geregeld werd gespeeld en hoe. Vooral deze laatste databasepartijen zorgen voor een schat aan nieuwtjes die openingslekken relatief gemakkelijk detecteren.

    Naast het zoeken/vinden van eventuele openingslekken, vind ik het ook heel belangrijk om op voorhand een keuze te maken welke variant je zal spelen op de systemen die iemand geregeld speelt. Je kan jezelf daarbij laten leiden door je eigen speelstijl maar ik verkies tegenwoordig om eerder te kijken wat het meest onaangenaam is voor mijn tegenstander (slechte score tegen een bepaalde variant, een variant die recent in de gm-praktijk goed scoort, een relatief onbekende variant maar met toch heel wat venijn,...). Ik vind het belangrijk om ook systemen te durven spelen die misschien tegen je eigen speelstijl ingaan. Zo krijg je een bredere schaakkennis en word je een veel gevaarlijkere allroundspeler.

    Het spreekt voor zich dat het regelmatig openslaan van een (actueel) openingsboek een must is om op relatief korte tijd toch een vrij uitgebreide kennis te hebben van de bestaande theorie. Persoonlijk zie ik dit als een zwak punt van mijzelf. Ik download niet illegaal maar ik vind het tevens te duur om al die actuele (vaak interessante) openingsboeken te kopen terwijl ik slechts geinteresseerd ben in een paar pagina's. Ik baseer mij bijna uitsluitend op eigen opzoek en onderzoekwerk maar efficiënt als competitiespeler is dit niet want de theorie is te uitgebreid.

    Spelers die (te) vaak remise spelen, tonen m.i. duidelijk een zwakte: wankelend zelfvertrouwen en beperkte weerbaarheid. Een goede competitiespeler (die dit in de partijvoorbereiding heeft opgemerkt) zal dit zeker trachten uit te buiten in zijn voordeel.

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Ik waardeer je eerlijkheid over al deze topics.
    Je hebt groot gelijk Brabo wanneer je stelt dan mensen vaak iets voorbereiden.
    Al is dit uren, ofwel is dit een variantje kiezen.
    Geef het kind maar een naam. Maar ook ik zie dit als voorbereiding. Mensen komen idd niet altijd hiervoor uit. En proberen soms te doen alsof ze het allemaal zelf verzonnen hebben.

    Hoedanook is het geen schande, we leren sowieso allemaal van de betere schakers rond ons of buiten ons land.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Ik speel ongeveer 20 jaar nu met elo +- 1900.

    Ben gestopt met schaakstudie na ongeveer 2 jaar (stap 3) en heb nadien ongeveer 15 jaar gespeeld zonder 1 enkele variant bij naam te kennen in de opening die ik speelde. Maw, ik wist dat e4-e6 frans was, e4-c5 siciliaans en daar stopte het.

    Ongeveer 5 jaar geleden (na een break van 3 jaar met enkel internetschaak) begon ik te verliezen tegen veel lager gekwoteerde spelers en vooral tegen jeugdspelers die duidelijk veel meer theorie kende. Ik herinner mij nog een verlies partij tegen een 1500 die me nadien vertelde dat hij een videootje van Colle had bekeken op internet en ik wist niet eens wie of wat Colle was :)).

    Sindsdien heb ik mijn systeempjes wat aangepast en probeer ik mezelf een repertoire op te bouwen wat ik als een enorme taak beschouw maar ondertussen slaag ik er wel in om mijn elo min of meer stabiel te houden (niet dat dit het hoofddoel is maar het geeft toch een idee van sterkte).

    Dit alles om maar te zeggen dat als je helemaal geen openingen kent en je tegenstanders zich voorbereiden met video's en chessbase en dergelijke je niet veel bent met algemene openingsprincipes en je bijna onheroepelijk achteruit gaat. Mijn persoonlijke mening dan toch....

    BeantwoordenVerwijderen
  16. De stappenmethode is wellicht goed om te leren schaken als beginner maar ik hoor toch vaak dat het ook zijn beperkingen heeft. Als je competitie speelt dan raad ik je toch aan om eens een algemeen openingsboek (Euwe, Bouwmeester?) in de hand te nemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  17. Ik betwijfel dat Euwe/Bouwmeester en dergelijke me veel zullen helpen.
    Ik weet wat de openingsprincipes zijn, ook al zondig ik er nog te vaak tegen maar dat is een ander probleem.

    Maar denk je echt dat je een Najdorf, draak of andere zelfs minder agresieve systeemen in het Spaans, caro-kann of whatever kan spelen op algemene openings principes tegen een tegenstander die de theorie veel meer beheerst dan jezelf? Zelf al heeft die 2 a 300 elo minder?

    Getalenteerde spelers misschien wel, maar ik vind de juiste zetten niet achter het bord, hoelang ik ook nadenk.
    En London system spelen of iets dergelijks gaat me net iets te ver (en zelf in dat systeem bestaat tegenwoordig meer theorie dan me lief is).

    Dus wat probeer ik te doen? Ik probeer degelijke openingen te spelen die niet al te kritisch zijn zoals bv. slavisch, caro-kann en dergelijke en hier probeer ik dan wel wat theorie te kennen zodat ik zonder al te veel kleurscheuren door de opening geraak. Met wisselend success.

    Wat probeer ik nu eigenlijk te zeggen:

    1- op basis van algemene principes ben je niets of bijna niets meer en dit is een enorme verandering tov 15/20 jaar geleden omdat bijna iedereen tegenwoordig theorie kent. Volgens mij begint dit op een niveau van 1700, misschien zelfs 1500.

    2- Nadien moet iedereen voor zichzelf uitmaken wat hij dan kiest te spelen. er zijn een aantal mogelijkheden (1) kritische openingen ala Najdorf (2) solide degelijke varianten (3) saaie varianten ala London (4) inferieure varianten (weerlegde gambietjes en dergelijke) of (5) op de man spelen.

    Ik vind dat door deze evolutie de drempel om te beginnen met schaken enorm gestegen is wat volgens mij 1 van de redenen is van de dalende populariteit van het schaak daar veel beginnende schakers afhaken eens ze beseffen hoeveel achterstand ze hebben wat theorie betreft.
    Mijn bescheiden mening natuurlijk en niet gestaafd door enig wetenschappelijk onderzoek :)

    BeantwoordenVerwijderen
  18. Anoniem, eigenlijk past jouw commentaar beter onder mijn blogartikel http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/07/schaakopeningen-studeren.html

    Toch wil ik al enkele bedenkingen meegeven.
    1) Het is een feit dat het schaken veranderd is met 20 jaar geleden. De computer is ingeburgerd bij de meeste clubschakers, het afbreken is verdwenen, de bedenktijden zijn omlaag, we hebben increments, er bestaat een rookverbod,... Het is dan ook utopisch om te denken dat we dezelfde resultaten kunnen behalen als 20 jaar geleden zonder onszelf aan te passen. Ik volg je dus enerzijds dat er op basis van algemene principes vandaag minder hout te snijden is dan vroeger.
    2) Anderzijds leg ik in het blogartikel schaakopeningen studeren ook uit dat de invloed niet moet worden overdreven. Als ik kijk naar mijn eigen praktijk dan zie ik gemiddeld ongeveer 80 TPR winst door het positief beinvloeden van de opening d.m.v. studie.
    3) Als beginner heb je normaal een rating onder de 1500 elo dus een niveau waar weinigen iets afweten van openingen. Ik ben dan ook niet akkoord dat er een grotere drempel is voor het schaken dan vroeger.
    4) Echter het is wel zo dat eenmaal je de 1500 elo voorbij bent dat schaken niet meer zo zuiver op techniek wordt gespeeld zoals pakweg 20 jaar geleden. Heel wat gevorderde amateurs die niet een meesterniveau ambieren (zoals wellicht ook jij) vinden dat de sfeer van het schaken voor een stuk verpest wordt wanneer spelers puur door openingen te studeren een extra 80 TPR (ik gebruik mijn persoonlijke waarde maar dat kan uiteraard sterk afwijken voor andere spelers)kunnen behalen. Het plaatje van schaken is een sport waarin je kan laten zien wie de beste en creatiefste ideeen heeft , is gebroken. Ik zie dan ook in het laatste decennium geregeld + 1500 spelers afhaken omdat de fun verdwenen is.
    5) Zoals je zelf al aangeeft, is het een kwestie van keuzes maken. Naast stoppen met schaken, kan je ook kiezen om gewoon de handicap te aanvaarden (in dit opzicht zijn de oude boekjes van Euwe en Bouwmeester voldoende). Je kan ook een licht repertoire aanleren wat weinig tijd en onderhoud kost. Onderaan op het blogartikeltje http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/10/spelen-op-de-man.html geef ik een aantal mogelijke pistes. Er bestaan vandaag ook heel wat repertoireboeken die de lezer in een enkele dagen tijd een degelijk repertoire aanleren, zie mijn blogartikeltje http://schaken-brabo.blogspot.be/2013/03/lars-schandorff.html.
    Misschien bevalt geen van die keuzes jou. Echter i.p.v. de negatieve kant te belichten, is het zeker ook nuttig om te kijken wat wel positief is aan het schaken. Hebben we niet al talloze leuke uren gespendeerd aan het spelletje en mag daar niet iets tegenover staan?

    BeantwoordenVerwijderen
  19. Idd, sorry voor de post in het foute topic.

    Ik heb de andere posts ook gelezen en ga zeker enkele van deze openingen "testen", op voorwaarde dat ze mijn speelstijl wat matchen.

    Verder probeer ik het inderdaad zo positief mogelijk te bekijken en ik zie ook wel een meerwaarde. Door bepaalde openingen te spelen kom je in bepaalde posities waar je anders op eigen kracht nooit in zou terecht komen, een verrijking dus.

    Nog een laatste punt, ik speel ook wat 960 schaak en terwijl ik zie dat mijn score tegen meesters in gewoon schaak onder de 10 procent ligt (in blitz/rapid) ligt dit in 960 rond de 40% met als kers op de taart een remise tegen Grischuk.

    Dit toont heel goed de impact van openingen aan, maar ook het feit dat mijn speelstijl door sterkere spelers makkelijk kan weerlegd worden op voorwaarde dat ze vertrouwd zijn met de stellingen/thema's. Als ze op hun eigen aangewezen zijn hebben ze het toch zo makkelijk niet meer.

    Misschien moet ik ook maar eens mein system lezen :)

    BeantwoordenVerwijderen
  20. Ik herinner mij een experiment met een groep amateurs en een groep meesters.
    De onderzoekers toonden alle spelers eenzelfde reeks stellingen gedurende een aantal seconden en daarna moest men die reconstrueren.
    Bij gewone partijstellingen was het vrij snel duidelijk dat de meesters veel beter waren in de reconstructie dan de amateurs. Echter bij abnormale stellingen (bv. illegale waar de koningen naast elkaar staan) was er nauwelijks of geen verschil te bemerken.
    Het is voor mij dus geen verrassing dat in 960 schaak de superioriteit van de meesters flink in kracht inboet. Hetzelfde zie je trouwens in de pure stukkeneindspelen waar je met traditionele eindspelkennis niets kunt aanvangen (laatst kon wk bij de dames niet mat zetten met paard en loper).

    BeantwoordenVerwijderen
  21. Mja, kan wel kloppen.

    Ik beschouw bevoorbeeld de capaciteit van een speler om (goed) te kunnen blindschaken als een graadmeter van talent.

    BeantwoordenVerwijderen