dinsdag 15 maart 2016

Jozef Martin Boey

(16 mei 1934, Antwerpen – 28 februari 2016, Vosselaar)


Begin maart werd de Vlaamse schaakwereld opgeschrikt door een mail van Jan Rooze, waarin hij meldde dat Jozef Boey overleden was. Jan schilderde een knap portret van één van de pioniers van het Vlaamse schaak en schonk ons als bonus nog een NIC-artikel over de Jaenisch-variant waarin Jozef Boey naam hadgemaakt.”

Jozef Boey was zeker de beste Belgische schaker in de periode tussen O’Kelly en Luc Winants. Hij was I.M. bordschaak, en daarnaast grootmeester en vice-WK correspondentie, veelvuldig Belgisch kampioen en ook nog eens openingsspecialist. Zijn werk in de Chigorin en het Spaanse Jaenisch blijft tot op vandaag gerespecteerd. 
Hij kon overwinningen voorleggen op (groot)meesters als Westerinen, Durao, Kouatly, Enklaar, Chernikov, O’Kelly, Honfi en Dely. Hij hield spelers als Uhlmann, Keene, Ligterink, Schmidt, Van der Sterren, Flear en Wells op remise. En hij was daarnaast ook gewoon amateur, want als chemicus werkte hij zijn leven lang in Janssen Pharmaceutica.

Jozef Boey leerde schaken op achtjarige leeftijd. Hij maakte snelle progressie en plaatste zich in 1953 voor het WK jeugd in Kopenhagen, waar hij in de finale in de middenmoot eindigde. Als twintigjarige wint hij in het NK 1954 in Blankenberge een mooie partij van O’Kelly. In Moskou 1956 speelt hij zijn eerste (van acht) olympiades met de Belgische ploeg. Het levert hem meteen een zevende bordprestatie op als reservebord. België wordt 16de. Hij zal met tussenpozen deel uitmaken van de Belgische ploeg tot Nice 1974, maar treedt nog één keer op als derde bord in Thessaloniki 1988. Zijn totaalscore is +33, =53, -27 of 52,7% op 113 partijen. In 1959 wint hij het NK (gedeeld met O’Kelly), wat hij ook in 1964, 1965 en 1971 zal doen (gedeeld met Roeland Verstraeten). In 1963 (Enschede) en in 1966 neemt hij deel aan het Zonetornooi. In 1963 scoort hij 6/16; het tornooi wordt gewonnen door Gligoric voor Lengyel en Darga; in 1966 scoort hij een halfje beter: 6,5/16; weer wint Gligoric, nu voor Bilek en Kavalek. In 1973 wordt hij I.M.

Hij begint met correspondentie in 1965 en kwalificeert zich al snel voor het vijfde EK, waarin hij tweede wordt na Folke Ekström. Bij het 7de EK wordt hij weer tweede, dit keer achter Werner Stern. Het levert hem de IM ICCF titel op in 1972.

Begin jaren 70 was hij op zijn top (chessmetrics 2539 en 165ste in de wereld in november 1972 – zijn hoogste FIDE rating haalt hij in 1973-74: 2435). In de olympiade van Siegen 1970 haalde hij 8/13 tegen een gemiddelde tegenstand van 2509. In het 7de WK correspondentie dat gestart was in 1972 en afliep in 1976, eindigde hij tweede na Jacob Estrin, maar voor de vierde WK Vladimir Zagorovsky. Voor zijn goede prestaties in o.a. dit WK, krijgt hij in 1975 de ICCF IGM titel. Er waren sterke vermoedens dat de Russen op het einde van het tornooi “hun man” bevoordeligden door Estrin te steunen met analyses en een andere partij te “regelen” in het voordeel van Estrin. Later neemt hij nog deel aan het achtste en het tiende WK, maar minder succesvol. Zijn prestaties en bekendheid bezorgden hem daarna nog veel uitnodigingen voor sterk bezette cr-tornooien.

In 1973 neemt hij het eerste bord in van de Belgische ploeg in een voorronde van het EK teams (de match waarin Beyen zijn onsterfelijke partij wint tegen Filip). Hij scoort 0,5/2 tegen Hort. Hij speelt in zijn “nadagen” nog enkele prima tornooien: in Roosendaal 1983 (cat. 3) wordt hij gedeeld tweede-vierde, na Paul Van der Sterren. Hij speelt zijn laatste partijen in de WK senioren tornooien (2006 en 2008) en in het open tornooi van Gent (2004 & 2006).

De club van Temse heet Boey Temse, ter ere van Jozef, die er erelid was. Maar zijn stamclub was Turnhout, waar hij ook woonde. Vaak gaf hij op het einde van een lesjaar aan de jeugd een simultaan. Zijn laatste elo – als 74-jarige – was nog altijd 2280.

Tot zover mijn door Wikipedia en overige internetbronnen gestoffeerde kennis van Jozef Boey. Maar op 12 september 1987 kwam Jozef in Roeselare een simultaan geven. Zijn elo als derde Belg op de elolijst was toen 2390, maar de 30 tegenstanders en één computer (Leonardo Maestro) vormen geen partij voor de altmeister. Enkel clublid Marc Segaert kon een remise wegkapen – de computer won wel zijn partij. Ikzelf was toen amper drie jaren lid van de club en verloor kansloos in een Caro-Kann. Zie de scans van de krantenknipsels van dit event.
Bron: Wekelijks nieuws

Bron: Wekelijks nieuws
HK5000

4 opmerkingen:

  1. leuk maar wat zal er met zijn data bank over het spaans gebeuren had een boek moeten schrijven greetz hasan

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb in mijn 20 jaar actieve schaakcarriere al vele schakers zien gaan. In de meeste gevallen zie ik dat het persoonlijk werk van een overledene vernietigd wordt. De nabestaanden zijn meestal niet-schakers en hebben geen interesse in notatieformulieren of analyses. Anderzijds wie mag zulk persoonlijk werk erven?

    In het verleden heb ik een paar keer persoonlijk werk/collectie van overleden schakers gekregen. Een voorbeeld vermeldde ik in mijn artikel http://schaken-brabo.blogspot.be/2012/10/schaakcompositities.html

    Iedere schaker kan natuurlijk zelf grotendeels beïnvloeden wat er met het schaakmateriaal gebeurt na overlijden. Zo schreef Karel Van der Weide een soort schaaktestament wanneer hij stopte met schaken: http://schaken-brabo.blogspot.be/2015/08/stoppen-met-schaken.html
    Sommigen spreken af met schaakvrienden of verdelen zelfs al tijdens hun terminale ziekte materiaal. Tenslotte beschouw ik deze blog zeker ook als mijn eigen nalatenschap alhoewel ik twijfel over de betrouwbaarheid op lange termijn.

    Ik begrijp dat vele schakers liever bescheiden blijven en niet graag zich willen opdringen maar is het niet jammer dat hierdoor zoveel verloren gaat? Zeker als schaken zo belangrijk was in iemands leven dan ben je toch beter een beetje ijdel.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. inderdaad helmut maar in geval van jef zou dit erg zijn weet jan rooze daar meer van greetz hasan

    BeantwoordenVerwijderen